Als jij me door de nacht laat gaan,
laat mij dan nog één ster, slechts één,
één is genoeg voor mijn behoud,
haar wenkend licht zegt mij waarheen.
Door goede woorden van een mens,
een vreugde die mijn hart doorleeft,
bij ‘t trillen van eenzelfde snaar,
een warme blik die vrede geeft.
Een hand die op mijn schouder rust,
die duizendmaal zegt: “’k versta je pijn”,
een vriend die zwijgend naast me staat
in volheid van aanwezig zijn.
Gun mij één ster in de donkre nacht,
die tot de morgen met mij gaat,
hoe lang de duisternis ook duurt,
‘k ben zeker van de dageraad.
M. Meys