De boom stond in alle
pracht te groeien
‘t Was zonde, dat men de
takken zou snoeien
Er verschenen vruchten
En men hoorde de boom
soms zuchten
en plots werden de bladeren
het hangen moe
en vielen één voor één
naar de grond toe
oud, grijs, stil en teer
maar telkens in de lente
bloeide hij weer
maar één keer, niet meer